Hugo Brandt Corstius bedankt!

Wat mij betreft lag zijn verdienste niet zozeer in taalkundige leukigheidjes als de Opperlandse Letterkunde. Hij was in de eerste plaats een baanbrekende columnist. Wat mij betreft in ons land de uitvinder van de kunst van het beledigen. Het schofferen van idioten als middel om hun gedrag aan de kaak te stellen. Ik ben ook van die school, maar aan het werk van Hugo Brandt Corstius kan ik niet tippen.

Columnisten mogen zaken best overdrijven, ook in hun beledigingen aan het adres van liegpolitici, fraudeurs en ander tuig. Columnisten mogen dat best hard aanzetten, zolang er maar wel een kern van waarheid in zit. Dus Geert Wilders voor NSB’er uitmaken: dat mag. Diederik Samsom uitmaken voor psychopathische leugenaar: dat mag. Uitvergroten mag, en is geen smaad of laster. Brandt Corstius begreep dat, in tegenstelling tot allerlei overdreven politiek correct gepeupel dat vindt dat je altijd beleefd en respectvol moet blijven.

En iedere columnist heeft levenslange vijanden. Dat geldt voor mij en Femke Halsema, dat geldt ook voor Hugo Brandt Corstius en criminoloog Wouter Buikhuisen. Tussen die twee is het nooit meer goed gekomen. Brandt Corstius pleegde een effectieve karaktermoord ("hij is een kale, impotente carrièrewetenschapper", een “soort Joop Glimmerveen”, een "verblinde vakidioot", een "bedrieger", een "aartsopportunist", een "domme charlatan") op de wetenschapper die het bestond om onderzoek te willen doen naar biologische kenmerken van misdadigers. Dat was in die tijd, rond 1980, in de ogen van linkse journalisten en wetenschappers onaanvaardbaar.

Het was een grote rel, in 1984. Brandt Corstius werd genomineerd voor de P.C. Hooft-prijs. De voorzitter van de jury, Cornelis Verhoeven, zelf door hem voor “Roomse gluipkop” uitgemaakt, was geen fan van de laureaat, maar had zich manmoedig over zijn gekrenktheid heengezet. Dat gold niet voor minister van Cultuur Eelco Brinkman. Die meende dat Brandt Corstius “het kwetsen tot instrument had gemaakt”. Maar feitelijk had Brinkman gewoon de pest in, omdat zijn partijgenoot Onno Ruding, die pleitte voor het tegengaan van een beroep op de bijstand, door Brandt Corstius stevig was aangepakt. “Alle technieken die bij de Jodenvervolging speelden, zijn nu bij de jacht op de minima te bezichtigen. De joden een ster? De bijstanders een pasje. Ruding is de Eichmann van onze tijd.” Onder aanvoering van Brinkman weigerde het kabinet Brandt Corstius zijn prijs.

Drie jaar later kreeg Brandt Corstius alsnog de P.C. Hooft-prijs. En terecht.

Brandt Corstius rekende af met het tijdperk waarin een interviewer aan een bewindspersoon nog vroeg of zijne excellentie een goede vlucht had gehad. Hij maakte de weg vrij voor een nieuwe generatie columnisten die gewoon man en paard noemden. En een hufter gewoon het predicaat “hufter” gaven. De hedendaagse columnist (en dan bedoel ik niet zo’n trut die in de Libelle over de kinderen, breien en haken schrijft) is Hugo Brandt Corstius veel dank verschuldigd. Heel veel dank.

Ik eindig graag, als postuum eerbetoon en als postume steunbetuiging aan Brandt Corstius,  met een kenschets van zo’n typische CDA-hufter. Eelco Brinkman is een vuile censuurproleet, die later door billentikker Lubbers terecht op een zijspoor werd gerangeerd. Nu baas van Bouwend Nederland, een maatschappelijke groepering van bouwfraudeurs en werkvolk dat tegen het tuinhek van de buren pist omdat het gebruik van een toilet te omslachtig wordt geacht. Eelco Brinkman kan zichzelf nooit recht in de spiegel aankijken: hij verschilt amper van zijn grote voorbeeld Joseph Goebbels.

En vergeleken met Hugo Brandt Corstius zijn wij allen slechts onbeduidende krabbelaars. Laten wij dat nooit vergeten.