Vol verwachting klopt Ons hart

Of ik blij ben met mijn baan? Nou, wat dacht u zelf? Slimme Hollanders pakken het goed aan: als het hier pestpokkenweer is, zitten zij lekker op hun luie reet in Spanje. Dan eten ze patat bij “Kroketje van Edje” (met romantisch uitzicht op de Middellandse Zee), en luisteren in de kroeg naar André Hazes. En ik? Juist als in Holland de blaadjes van de bomen zijn gemieterd, stap ik op een roestige oude sleepboot om af te reizen richting spruitjeswalm.

Aan boord een enorme hoeveelheid onbruikbare cadeaus, zoals debiele spelletjes en lelijk speelgoed, en bespottelijk pakpapier. En een heel regiment randdebielen. Donkergekleurde medemensen, die stuk voor stuk lijden aan een ernstige vorm van ADHD. Ik wou dat ze eens een minuutje stil zaten en hun kop hielden...

In Spanje heb ik het prima naar mijn zin, hoor. Lekker bakken op het strand, een borreltje op zijn tijd, krantje erbij. Heerlijk. Wel de hele tijd mijn kop insmeren met zonnesmeer factor 20. Want om een of andere reden vindt men het doodnormaal in Nederland dat ik in Spanje woon maar wel een lijkbleke kop heb. Daar is absoluut niet goed over nagedacht.

In Holland aangekomen sta ik meteen gigantisch voor lul. In plaats van dat ik rustig en ongezien kan aanleggen in IJmuiden of Delfzijl, dien ik altijd weer naar een of ander folkloristisch havendorp te komen. Hele televisieploegen rukken uit, zodat ik mij ten overstaan van de voltallige bevolking weer belachelijk kan laten maken. Altijd wat. Of we zijn zogenaamd verdwaald, of de boot is stuk, of alle pepernoten zijn verdwenen. Lullig. Moet ik weer een of andere hakkelende burgemeester een slap handje geven, om daarna op een kreupele schimmel gehesen te worden. Kutbaan!

Maar daarna begint de ellende pas écht. Ik moet op tournee. Werkelijk een race tegen de klok: u moest eens weten hoe slopend het is om mij dag in dag uit van de ene bedrijfskantine naar de andere basisschool te haasten. Bij die bedrijven altijd extra aardig zijn voor het zoontje van de baas. Op school altijd dezelfde sleetse grapjes over juf Oplopers van groep 3. Dacht u nou echt dat het een pretje is om een crèche te bezoeken, waar vervolgens de ene na de andere naar stront stinkende peuter op mijn schoot wordt gehesen? Voor de foto. Rot toch op met die onzin. En dan die ellende bij zo’n gezin thuis. Heeft weer een of ander stuk verdriet gemeend zich op het schrijven van gedichten te moeten storten. Doe dat nou toch niet! Al dat prutswerk. Steenoven rijmt niet echt lekker op beloven. Klemtonen, weet u wel? En dan die stomme pokketekeningen van al die pestkinderen. Apetrots komen ze mij hun geklieder overhandigen. Beleefd bedank ik ze maar weer, terwijl in mijn achterhoofd gedachten naar boven komen over de enorme rekening van de afvalcentrale die ik weer tegemoet kan zien. Je zou toch die kinderen hun potloden, viltstiften en andere tekentroep gewoon doormidden breken als je de kans kreeg?

Gisteren langs geweest op een of ander paleis. Zingt Trix uit volle borst “Vol verwachting klopt Ons hart”. Raar mens. Wij Beatrix, Ons hart... En wat dacht u van die opgroeiende puber-etters? Recht in mijn gezicht zeggen kinderen van een jaar of 12 dat ze toch niet meer in mij geloven. Ja, dat is echt de beste manier om de sfeer te verpesten. Beginnen er altijd prompt weer een paar kleuters te janken: de stress wordt ze teveel. Of naar een Sinterklaaspartijtje met alleen volwassenen, dat is echt de hel op aarde. Doodziek word ik ervan, die grappen over mijn zak en mijn staf. Verzin eens wat originelers. Ik maak toch ook geen geintjes over de cellulitisreet van mama of die rimpelkop van opa? Maar de grootste belediging vind ik het toch als men mij een kindervriend noemt. Sinds die onverkwikkelijke affaire met die Karl Noten heb ik dat liever niet...